Fossielen zoeken op de Zandmotor en Maasvlakte 2

Foto: Onderkaakfragment reuzenhert
Door smeltend landijs is de zeespiegel aan het stijgen. Om ons land veilig te houden deponeren grote baggerschepen jaarlijks miljoenen kubieke meters zand op en voor de Nederlandse kust. Zo belandt het natuurlijk bodemarchief op het strand: fossielen uit lang vervlogen tijden.
De twee grootste zandsuppleties zijn de Zandmotor ten zuiden van Den Haag en Maasvlakte 2 bij Rotterdam. De Zandmotor is een haakvormig schiereiland, nu zo’n 3 kilometer lang, als een ecologisch verantwoorder alternatief voor de jaarlijkse kleinere suppleties (opgeleverd 2011). Maasvlakte 2 (2012) is een uitbreiding van de Rotterdamse haven met een strand van 7,5 kilometer. Zowel de Zandmotor als Maasvlakte 2 zijn opgebouwd uit fossielrijk zand en daardoor nu populaire en belangrijke vindplaatsen van ijstijdfossielen.
Mammoetsteppe
Minder landijs betekent een hogere zeespiegel, meer landijs een lagere. In de laatste ijstijd, tussen 116.000 en 11.700 jaar geleden, bedekte landijs grote delen van Scandinavië en Noord-Amerika. De zeespiegel stond tot 130 meter lager dan nu. De Noordzee tussen Nederland en Engeland viel droog. Er ontstond een uitgestrekte, koude en droge grassteppe: de Mammoetsteppe. De grazige steppe was kruidenrijk met nauwelijks bomen. In het voorjaar gaven wilde bloemen het glooiende landschap kleur. Het was het leefgebied van (heel) grote grazers: wolharige mammoet, wolharige neushoorn, reuzenhert, steppewisent, wild paard, wilde ezel en rendier. Ook vleeseters – roofdieren en aaseters – leefden er: grottenleeuw, grottenhyena, bruine beer, wolf en sabeltandkat. Hoewel de namen ‘grotten-’ doen vermoeden dat er grotten op dit deel van de mammoetsteppe waren, was dat niet zo. Hun fossielen zijn echter talrijk en goed bewaard gebleven in grotten van Centraal-Europa.
Botjes van vogels
Resten van grote dieren werden veel opgevist, maar botjes van kleine dieren niet. Die worden wel op de stranden gevonden. Van de kleine zoogdieren bestaat het overgrote deel uit gebitsresten van woelmuizen, maar andere knaagdieren, haasachtigen en insecteneters zijn ook aangetroffen. Op de opgespoten stranden verzamelen tientallen privéverzamelaars met veel zorg en aandacht ook de allerkleinste fossielen. Recent zijn deze kleine fossiele botjes op naam gebracht: botjes van vogels die hier in de ijstijd of kort daarna hebben geleefd. In totaal zijn 48 vogelsoorten gedetermineerd. We hebben nu het bewijs van de Noordzeebodem dat de sneeuwuil hier heeft geleefd. Ook het moerassneeuwhoen kwam hier waarschijnlijk algemeen voor. Er zijn talrijke fossiele botjes van het moerassneeuwhoen bekend uit opgravingen in Centraal- en West-Europa tot het zuiden van Frankrijk en inmiddels dus ook van de Zandmotor. Het koude ijstijdklimaat en open landschap beviel dit dier. Over het voorkomen van de rond 1844 uitgestorven niet-vliegende zeevogel, de reuzenalk, leverde dit onderzoek nieuwe inzichten. 14C-dateringen rekken de periode waarin ze hier voor de kust rondzwommen op van de Romeinse tijd tot meer dan 48.000 jaar geleden, toen er nog volop mammoeten en reuzenherten rondliepen.
Erfgoed redden
Aan het eind van de ijstijd liep de Noordzee weer vol. De fossielen van de dieren van de Mammoetsteppe bleven in de zeebodem bewaard. Op sommige plekken lijkt de Noordzeebodem wel een mammoetkerkhof; zo ook in het zandwingebied voor Maasvlakte 2 en de Zandmotor. Enkele honderden serieuze verzamelaars zoeken daar in het opgespoten zand regelmatig naar fossielen. Zij delen hun vondsten op bijeenkomsten in natuurhistorische musea en via social media. En bewaren de fossielen met zorg. Deze citizen scientists zijn van groot wetenschappelijk en maatschappelijk belang. Zij redden ons paleontologisch erfgoed, dat door de zandsuppleties nu aan de oppervlakte ligt en door erosie verloren dreigt te gaan. Door hun onderzoek en samenwerking met musea en universiteiten leren we steeds meer over dit fascinerende, verdronken ecosysteem.
Zelf zoeken

Iedereen kan fossielen zoeken op de opgespoten stranden. Afgaand of laag water is het beste omdat dan het strand onder de vloedlijn droogvalt. Daar valt het meeste te vinden, vooral in schelpen- en grindbankjes. Zoek naar bruine tot zwarte objecten. De meeste daarvan zijn stenen (helemaal massief, zonder duidelijke structuur) of stukken hout (daar kan je je vingernagel in drukken), maar met wat geluk volgt al snel het eerste botfragmentje (vaak een harde buitenkant en een sponzige binnenkant). Met vondsten kan je bij het Natuurhistorisch Museum Rotterdam of andere musea terecht: de medewerkers kunnen de vondsten op naam brengen, adviseren hoe ze te conserveren en er meer over vertellen. Mammoeten, weliswaar in bits and pieces, liggen voor het oprapen op Maasvlakte 2 en de Zandmotor. En wie weet vind je ook wel een sabeltandkat!
Tekst & fotografie: Bram Langeveld, conservator van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam
Dit artikel verscheen in kwartaalblad Duin. Wil je meer weten over de Nederlandse kust? Word donateur en ontvang Duin voortaan elk kwartaal. Of vraag een gratis proefexemplaar aan.