Foto: Gertjan van Noord
Wanneer het gevaarlijk Corona-virus dat wil, ligt het ganse raderwerk stil. Geen lange lijsten van files op de radio. Op de beruchte knooppunten, Ketelplein en Grijsoord, lijkt het de gehele week zondagochtend vroeg. Ongeveer vijftig jaar ben ik tussen half april en eind mei wel een keer per week ‘s nachts te vinden in Meyendel, luisterend naar de nachtegalen.
Met altijd het geruis van het autoverkeer op de altijd drukke Landscheidingsweg ( = NORAH) op de achtergrond. Met vaak het geluid van een sirene van een ambulance of politieauto erboven uit gillend. En nu? Niets. Behalve dan de zang van de nachtegalen. Door niets meer verstoort. Het lijkt alsof ze het weten. Want ze zingen extra luid, extra mooi en extra lang. De toegang tot Meyendel is gesperd voor alle verkeer. Langzaam wandelend in het nachtelijk duister op rubber zolen dringen we gestaag verder in een soms sprookjesachtige wereld van wonderlijke geluiden. Dan rent een egel op zijn kleine pootjes over het pad op zoek naar een wormpje. Plots schieten twee konijnen over de weg. De oorzaak van hun vlucht zien we enkele minuten later: een vos.
Boven in de bomen zingen de nachtegalen. Is die van links uitgezongen, begint die recht voor ons, bijgevallen door eentje achter ons. Een jewelste van trillers, uithalen en muzikale acrobatiek. Soms is het even doodstil. We horen zelfs het geluid van de branding. Maar verder helemaal niets. Geen auto’s, sirenes of het geluid van overvliegende vliegtuigen of voortrazende sneltreinen. Dan barst het nachtegalenkoor zonder dirigent weer uit in een chaotische symfonie van tonen, waarvan er geen een vals is. Tja, zo zou het ieder voorjaar moeten klinken, zonder storende bijgeluiden. Hoewel … hopelijk is de oorzaak van deze soms indrukwekkende stiltes tussen de uitbundige nachtegalenzang snel voorbij.
F. Micklinghoff