Foto door Martha de Jong-Lantink

Het gaat slecht met de konijnen in Nederland. Waar natuurbeschermers in de eerste helft van de vorige eeuw nog spraken over een ware konijnenplaag in de duinen, moet je nu goed zoeken om het laatste konijn te ontdekken. Menig natuurbeheerder klaagt al jaren over het geringe aantal konijnen in de duinen. De natuur heeft eronder te lijden.

“Konijnen zijn niet inheems in de Nederlandse duinen”, wordt vaak geroepen. Maar ze wonen er al sinds de veertiende eeuw en ze vervullen een nuttige functie in de duinen. Een duingebied met veel konijnen is vaak ook een duingebied met een hoge biodiversiteit

Het konijn kwam ooit voor in heel Europa, maar na de laatste ijstijd alleen nog op het Iberisch schiereiland en in Zuid-Frankrijk. Van daaruit heeft de soort zich, door toedoen van de mens, in de Middeleeuwen verspreid over een groot deel van Europa, en later ook over Australië en Nieuw-Zeeland.

De eerste vermeldingen van konijnen in Nederland en Vlaanderen dateren uit de dertiende eeuw. Konijnen werden gehouden voor de consumptie en de jacht in een “waranda”, een omheind stuk land. Maar ontsnapte konijnen deden het verrassend goed in de vrije natuur en boeren klaagden daarover. Het duingebied werd al snel veroverd door de ontsnapte konijnen. De natuurlijke begrenzing van het leefgebied van konijnen ligt ongeveer halverwege Denemarken en aan de zuidkant van Zweden. Verder noordelijk is het te koud voor konijnen.

Nuttige dieren

Door hun “graas”-werk houden konijnen de plantengroei kort en ontstaat er een soortenrijke en kruidenrijke vegetatie. Het graven van holletjes en kuiltjes brengt vers en soms kalkrijk zand naar boven, waardoor er allerlei milieuverschillen ontstaan in de duinen. Het gevolg hiervan is, dat er allerlei groeikansen ontstaan voor verschillende plantensoorten. Bovendien zorgt het konijn voor een duingebied met een bijzondere vogelsoort: de tapuit die broedt in konijnenholen.

Konijnenziekte

De eerste klap voor de konijnen kwam in de jaren ’50 van de vorige eeuw met de introductie van myxomatose. Dit is een virusziekte waar vooral Europese konijnen zeer gevoelig voor zijn. Van oorsprong komt dit virus uit Zuid-Amerika waar het een vrij milde ziekte is voor de daar levende konijnen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is de ziekte opzettelijk ingevoerd in Australië om een konijnenplaag te bestrijden. In 1952 dook het virus op in Europa en binnen enkele jaren was het hele continent inclusief Groot-Brittannië besmet.

Het myxomatose virus wordt verspreid door met name muggen en de konijnenvlo. Het ziektebeeld bestaat uit pussig ontstoken oogleden, bulten met vochtophoping en een ontstoken neus. De zieke konijnen worden blind en scharrelen verdwaasd door de duinen.

Nadat het virus in de jaren ’50 en ’60 een ware slachting heeft aangericht onder de konijnen – en daarmee ook zichzelf ten gronde heeft gericht – is er een mildere vorm van het virus ontstaan. Bij deze mildere vorm worden de konijnen nog steeds erg ziek, maar genezen in sommige gevallen ook. In Frankrijk zijn zelfs varianten van het virus waargenomen die slechts ademhalingsproblemen veroorzaken.

RHDV

De tweede klap voor de konijnen kwam in de jaren ’90 van de vorige eeuw met de komst van het Rabbit Haemorrhagic Disease Virus (RHDV). Dit is een virus dat inwendige bloedingen en leveraantastingen veroorzaakt bij konijnen. Het besmette konijn stopt met eten en krijgt meestal (soms bloederige en stinkende) diarree. De ziekte is voor het eerst in 1984 waargenomen in China en dook in 1989 in Europa op. In korte tijd werd de konijnenpopulatie in de duinen, die zich net weer een beetje begon te herstellen van de myxomatose, gedecimeerd.

Het RHD-virus verspreidt zich zeer makkelijk via allerlei dieren (muizen, ratten, insecten) en zelfs via de uitwerpselen van deze dieren. Opvallend bij deze ziekte was, dat alleen konijnen ouder dan twee maanden worden getroffen. In sommige duingebieden werden dan ook regelmatig jonge konijntjes gezien, maar weinig ouderen. Dat veranderde bij de komst van een nieuwe variant van het RHD-virus in 2014. Daar overlijden ook jonge konijntjes aan.

Het zorgelijke van het RHD-virus is dat er zich nog steeds geen blijvende resistentie heeft ontwikkeld. In een populatie van konijnen worden wel resistente konijnen aangetroffen, maar die resistentie verdwijnt ook weer bij de tweede generatie jonge konijntjes. En die worden dan weer vatbaar voor de ziekte.

Gericht natuurbeheer

Er zijn inmiddels natuurbeheerders die maatregelen nemen om het konijn te helpen bij het overleven in het duingebied. Zo wordt er her en der rondom konijnen burchten gemaaid, zodat er voedzame grassen en kruiden kunnen gaan groeien. Een goed gevoed en gezond konijn heeft een grote overlevingskans bij besmetting door het virus. En in hele open duingebieden worden soms takkenbossen geplaatst om schuil mogelijkheden te bieden tegen rovers als de vos.

Een andere maatregel is de herintroductie van konijnen in duingebieden waar het konijn geheel verdwenen is. Dit moet op een zorgvuldige manier gebeuren, omdat er ook veel mis kan gaan en de konijnen dan overlijden. Een team van deskundigen heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar welke maatregelen kunnen helpen bij herstel van de konijnenpopulatie. Zij hebben ook een werk protocol gepubliceerd over het uitzetten van konijnen. www.natuurkennis.nl/publicaties 

In Duin 2022-4 staat een interview met een van de onderzoekers. 

Inmiddels zijn er pilots met uitzetten van konijnen gestart.

Tot slot: het stoppen van de jacht helpt niet in het duingebied, want daar wordt al lange tijd niet meer gejaagd op konijnen.