Zo veeleisend is de tapuit nou ook weer niet. Een open vlakte met lage begroeiing waar hij op insecten kan jagen en een hol in de grond om in te broeden, dat zijn de belangrijkste wensen. En o ja, een beetje rust tijdens het broeden. Toch gaat het in Nederland niet goed met deze zangvogel. In de jaren zeventig kwam hij in duinen langs de hele kust voor, maar sindsdien is het aantal broedvogels in een vrije val geraakt. Heeft de tapuit hier nog een toekomst?
Hollen, stilstaan, hollen, stilstaan. Met zijn lange poten rent de tapuit door de duinen of over de heide, op zoek naar zijn belangrijkste voedsel: insecten. Vooral in april en september heb je kans om de tapuit zo aan het werk te zien. Dan doen de doortrekkers die in het noorden van Europa of Groenland broeden Nederland aan. Ze zijn op weg van of naar Afrika, waar ze overwinteren op de savannes.
Eind maart, begin april komen onze ‘eigen’ tapuiten terug om hier te broeden. Het liefst bouwen ze hun nest – waarin het vrouwtje vier tot zes eitjes legt – beschut in een konijnenhol. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar plekken in Nederland waar tapuiten in (relatief) grote aantallen hun nest bouwen: op de Waddeneilanden, in de Noordduinen tussen Den Helder en Callantsoog en in het binnenland op het Aekingerzand (Drenthe). In heel Nederland zijn er ongeveer 400 broedpaartjes. Ter vergelijking: begin jaren zeventig waren dat er nog zo’n 2000 tot 3000.
Picknicken
Wat heeft die achteruitgang veroorzaakt? In de eerste plaats heeft de tapuit – net als veel andere typische duindieren – last van het dichtgroeien van open gebieden. De grote hoeveelheden stikstof die in deze gebieden neerslaan, werken als een soort kunstmest waardoor bodembedekkende planten de hoogte in schieten. En in te hoge vegetatie kan de tapuit niet meer op insecten jagen.
Wat ook niet helpt, is dat het konijn door de uitbraak van dodelijke virussen een zeldzaam dier is geworden. Minder konijnen betekent minder konijnenholen en dus minder geschikte nestplaatsen voor de tapuit. Vossen en marters zijn een bijkomend probleem voor de tapuiten. De roofdieren doen zich, bij gebrek aan konijnen, ook tegoed aan jonge tapuiten en broedende vrouwtjes. Eten en gegeten worden hoort bij de natuur, maar voor kwetsbare soorten zoals de tapuit kan deze predatie net het laatste zetje zijn dat een populatie de das omdoet.
Dan is er nog menselijke verstoring. De afgelopen jaren hebben steeds meer mensen de natuur als recreatiegebied ontdekt. Van voorspelbare drukte, zoals op fiets- en wandelpaden, heeft de tapuit niet zo’n last. Maar niet iedereen blijft op deze aangewezen paden. Een tapuit die voedsel voor zijn jongen heeft verzameld, durft niet naar het nest terug te keren als op een paar meter daarvandaan mensen zitten te picknicken. Als dat soort verstoring te lang duurt, verhongeren de tapuitenjongen in het nest.
Kippengaas
In de Noordduinen bevindt zich de laatste tapuitenpopulatie van betekenis in de duinen van het Nederlandse vasteland. Ook hier bedreigen stikstof, roofdieren en een lage konijnenstand de tapuiten. Beheerders en natuurbeschermers zetten zich in om de populatie op peil te houden. Landschap Noord-Holland, de beheerder van het gebied, gaat de vergrassing van het gebied te lijf met maaien, chopperen (ondiep plaggen) en winterbegrazing door schapen. Voor de ingangen van nestholen wordt kippengaas geplaatst om jonge en broedende tapuiten tegen vossen te beschermen.
Sovon Vogelonderzoek Nederland doet al vijftien jaar onderzoek naar de tapuiten in de Noordduinen. Er wordt gekeken hoe de aantallen tapuiten zich jaarlijks ontwikkelen, hoeveel jongen er uitvliegen en hoeveel vogels er sterven. Volgens het meeste recente onderzoeksrapport lijken de maatregelen van beheerders en beschermers aan te slaan. Tot en met 2018 nam het aantal broedparen af, maar in de jaren daarop krabbelde het aantal weer op. Dat succes was trouwens niet alleen aan menselijk ingrijpen te danken. Ook de voorzichtig toegenomen konijnenstand en de droge voorjaren in 2018 tot en met 2020 hielpen de tapuiten een handje: daardoor werd de vergrassing teruggedrongen.
Verovering
Ondanks de goede berichten uit recente jaren blijft er werk aan de winkel om de tapuiten in de Noordduinen te behouden. Het aantal territoria is gedurende de onderzoeksperiode ondanks behoorlijke schommelingen ongeveer op hetzelfde niveau gebleven, maar er worden nog niet genoeg jongen groot om de populatie stabiel te houden. In 2021 keerden er bovendien minder vrouwtjes terug uit Afrika. Vanwege het natte voorjaar is het gebied weer meer dichtgegroeid en in het najaar werd de konijnenpopulatie getroffen door een nieuwe golf van de dodelijke ziekte myxomatose. Daarnaast blijft stikstofneerslag een probleem.
Mocht de tapuit als broedvogel uit de Noordduinen verdwijnen, dan is de kans klein dat hij er snel weer terugkeert, bijvoorbeeld als immigrant vanaf de Waddeneilanden. Want hoewel tapuiten elk jaar een lange uitstap naar Afrika maken, zijn de meeste (maar niet allemaal) bijzonder trouw aan hun broedplaats. Beheerders en beschermers blijven zich de komende jaren dan ook inspannen voor de tapuiten in de Noordduinen. Via het project Wij&Wadvogels gaan ze tot zeker 2026 door met nestbescherming en monitoring. Ook wordt er overwogen om konijnen in het gebied uit te zetten, al zal dat waarschijnlijk niet meteen effect hebben.
De hoop is dat de tapuitenpopulatie zodanig groeit, dat de vogels zich op den duur op eigen kracht redden en ook de aangrenzende gebieden gaan heroveren. Als het dan ook nog lukt om de stikstofneerslag fors terug te brengen, kan de tapuit misschien, beetje bij beetje, uiteindelijk weer de hele Nederlandse kust bezetten.
Met dank aan Marije Kuiper van Vogelbescherming Nederland en Chris van Turnhout van Sovon Vogelonderzoek Nederland